Uitspraak Hoge Raad heeft gevolgen voor inzet vrijwilligers door instellingen (in dit geval een kerkgenootschap)

De hoogste rechter in Nederland heeft zich medio december 2017 uitgesproken over de aansprakelijkheid van een kerk voor de gevolgen van een ongeval dat één van haar vrijwilligers overkwam. De zaak, die inderdaad -helaas- grote gevolgen had voor de betrokken vrijwilliger, lag als volgt.

FEITEN EN OMSTANDIGHEDEN

De vrijwilliger maakte deel uit van een zogenaamde ‘klusgroep’ van de kerk, die één maal per maand samenkwam voor overleg. Van deze bijeenkomsten werd een verslag opgemaakt, dat naar het kerkbestuur werd gestuurd, zodat deze er kennis van kon nemen en aan de hand van de afspraken werden werkzaamheden verricht. Materialen die benodigd waren, werden in overleg met de penningmeester aangeschaft en het functioneren van de klusgroep is in diverse besprekingen van het kerkbestuur aan de orde geweest. In dit specifieke geval genereerde de kerk ook inkomsten door het verlenen van diensten en verhuur van onroerende zaken (gebouwen). Naast de vrijwilligersploeg had -ook niet onbelangrijk in deze kwestie- de kerk ook enkele werknemers in (loon)dienst.

In september 2012 diende er, met goedkeuring van het kerkbestuur en volgens een met haar instemming opgesteld klusplan, verlichting geplaatst te worden op het dak van de kerk, waarvoor de betrokken vrijwilliger het dak op ging, maar tijdens de werkzaamheden daarvan af viel en ernstig letsel op liep.

WET EN RECHTSPRAAK

De wet bepaalt in artikel 7:658 lid 4 BW het volgende:

“Hij die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, is overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 (kort samengevat: er is aansprakelijkheid voor de ‘werkgever’ voor arbeidsongevallen, tenzij de werkgever kan aantonen dat hij aan zijn zorgplicht tegenover de werknemer heeft voldaan), aansprakelijk voor de schade die deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt.”

Dit artikellid ziet in eerste instantie op de aansprakelijkheid voor ‘ingeleend personeel’ (uitzendarbeid, uitlening en aanneming van werk) waarvoor de werkgever dus net zo aansprakelijk is als voor ‘eigen personeel’.

Het artikellid is door de lagere rechtspraak al eerder gebruikt in gevallen waarin het geen ingeleend personeel maar vrijwilligers betrof, maar dan vooral als de vrijwilliger werkzaamheden verrichtte die ook door de eigen werknemers van de instelling of vennootschap konden worden verricht.

De kerk was verzekerd voor aansprakelijkheid, maar de verzekeraar stelde zich op het standpunt dat de aansprakelijkheid zich in dit geval niet uitstrekte tot de ongevallen die eventueel aan vrijwilligers overkomen bij hun activiteiten voor het kerkgenootschap.

Men stelde de Hoge Raad de principiële vraag of werkzaamheden die een vrijwilliger verricht ten behoeve en als lid van een (religieuze) gemeenschap, terwijl die werkzaamheden nimmer door werknemers van die gemeenschap zijn of zouden worden verricht, onder het toepassingsbereik van art. 7:658 lid 4 BW vallen. De verzekeraar en de kerk vonden dat er geen sprake is van bedrijfsuitoefening door de kerk en/of dat de werkzaamheden in de uitoefening van het bedrijf van de kerk; dit diende als een privézaak gezien te worden.

OORDEEL VAN DE HOGE RAAD

Maar de Hoge Raad volgt deze redenering in dit geval niet. Hij meende dat de kwestie als volgt benaderd en beoordeeld dient te worden.

Uit de parlementaire toelichting op artikel 7:658 lid 4 BW kan als bedoeling van de wetgever worden afgeleid dat de bepaling ertoe strekt bescherming te bieden aan personen die zich, wat betreft de door de werkgever in acht te nemen zorgverplichtingen, in een met een werknemer vergelijkbare positie bevinden. Dit brengt mee dat het artikellid zich voor toepassing leent als de persoon die buiten dienstbetrekking werkzaamheden verricht (dus zeker ook een vrijwilliger), voor de zorg voor zijn veiligheid (mede) afhankelijk is van degene voor wie hij die werkzaamheden verricht.

Of van de hierboven beschreven situatie sprake is, zal aan de hand van de omstandigheden van het geval bepaald moeten worden, waarbij onder meer van belang zijn de feitelijke verhouding tussen betrokkenen en de aard van de verrichte werkzaamheden, alsmede de mate waarin de ‘werkgever’, al dan niet door middel van hulppersonen, invloed heeft op de werkomstandigheden van degene die de werkzaamheden verricht en op de daarmee verband houdende veiligheidsrisico’s (zie daarvoor HR 23 maart 2012, r.o. 3.6.2, Davelaar/Allspan).
In dit geval speelde dus mee dat deze werkzaamheden onderdeel waren van een bestaande klusploeg die aan de hand van een door het bestuur goedgekeurd klusplan aan de slag ging. Van een zekere gezagsverhouding was dus sprake.

Uit het voorgaande volgt dat vrijwilligerswerk niet is uitgesloten van het beschermingsbereik van artikel 7:658 lid 4 BW. Beslissend is of degene die werkzaamheden verricht, zich bevindt in een met een werknemer vergelijkbare positie en daarom aanspraak heeft op dezelfde door de werkgever in acht te nemen zorg. Dat ook een vrijwilliger zich in deze positie kan bevinden, is in overeenstemming met de opvatting van de minister van SZW, die op een kamervraag antwoordde “dat de zorg van de werkgever voor de veiligheid van de voor hem werkzame personen ingevolge artikel 7:658 BW zich ook tot vrijwilligers uitstrekt.” (Kamerstukken II 2004-2005, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 1651).
Dat de werkzaamheden die de vrijwilliger hier uitvoerde, nimmer door (eigen) werknemers van het kerkgenootschap zouden zijn uitgevoerd, doet niet ter zake, nu uit de parlementaire toelichting op dit artikellid volgt dat voor toepasselijkheid voldoende is dat de kerk die werkzaamheden ook door eigen werknemers had kunnen laten verrichten. De vrijheid van degene die een bedrijf (waaronder dus een kerkgenootschap valt) uitoefent om ervoor te kiezen het werk te laten verrichten door werknemers of door anderen, behoort niet van invloed te zijn op de rechtspositie van degene die het werk verricht en betrokken raakt bij een bedrijfsongeval of anderszins schade oploopt.

Hoewel elke zaak vanzelfsprekend op zijn eigen merites beoordeeld moet worden, is het zeker verstandig voor alle organisaties die vrijwilligers inzetten voor activiteiten, te beseffen dat deze vrijwilligers dezelfde rechtsbescherming genieten als de werknemers die op de loonlijst staan en deze werkzaamheden ook zouden kunnen verrichten.

Check dus uw polisvoorwaarden van de aansprakelijkheidsverzekering op de (reikwijdte van de) dekking die al dan niet aanwezig is voor de inzet van vrijwilligers en ga daarover zo nodig in overleg met uw verzekeraar.

Mocht u naar aanleiding van deze uitspraak of het vorenstaande vragen hebben, neem dan vooral contact op met onze specialisten. Wij helpen u graag verder.