Geen pensioenplafond bij transitievergoeding

Op 5 oktober 2018 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de wettelijke transitievergoeding niet kan worden gematigd omdat de werknemer vlak voor zijn pensioen zit.

Hoe was het ook al weer? Tot 1 juli 2015 kon de kantonrechter bij de ontbinding van de arbeidsovereenkomst aan de werknemer een billijke vergoeding toekennen. Voor de berekening daarvan had de Kring van Kantonrechters de zogenaamde Kantonrechtersformule bedacht. Heel erg grof samengevat luidde die formule: voor ieder dienstjaar een maandsalaris x wat factoren = de vergoeding. Met die beperking echter, dat de vergoeding niet hoger was dan de inkomstenderving tot aan het pensioen. Dus hoe hoog de berekening ook uitpakte; de werknemer kreeg aan vergoeding niet meer dan het loon tot zijn reguliere pensioendatum. Hij moest er niet beter van worden!

Met de invoering van de Wet Werk en Zekerheid kennen wij sinds    1 juli 2015 de zogenaamde wettelijke transitievergoeding. Werknemers van boven de 18 jaar die na meer dan twee jaren dienstverband op initiatief van de werkgever afscheid moeten nemen, krijgen een bepaald bedrag mee. De voorwaarden voor het recht op die vergoeding en de regels voor de berekening van de hoogte daarvan zijn nauwkeurig in de wet omschreven en niet langer overgelaten aan de (Kring van) Kantonrechter(s). Zo volgt uit de wet ook dat de werknemer die na twee jaren arbeidsongeschiktheid (eerder kan niet) wordt ontslagen recht heeft op de transitievergoeding. (De Tweede Kamer heeft recent besloten dat werkgevers daarvoor moeten worden gecompenseerd, maar dat is een ander onderwerp.)

In de zaak waar de Hoge Raad zich recent over heeft gebogen werd de werknemer na meer dan twee jaren arbeidsongeschiktheid ontslagen, waarna hij om betaling van de transitievergoeding ad (in dit geval) 75 duizend euro verzocht. Dat was aanmerkelijk meer dan zijn loon tot zijn AOW en daarom hanteerde de kantonrechter de beperkende werking van de redelijkheid en de billijkheid en matigde (met in zijn hoofd waarschijnlijk de regeling van vóór de WWZ) de vergoeding tot    25 duizend euro.

Het Hof vernietigde deze beslissing en de Hoge Raad was het daar mee eens. De redenering van de Hoge Raad is dat de wetgever harde en duidelijke regels heeft opgesteld en geen afbouwregeling in verband met het naderende pensioen heeft gewild. En daarom kan die afbouw ook niet met een beroep op de redelijkheid en billijkheid worden bewerkstelligd.

Een arbeidsongeschikte werknemer heeft dus eerst recht op (gedeeltelijke) doorbetaling van zijn loon gedurende twee jaren. Als hij daarna wordt ontslagen heeft hij recht op de wettelijke transitievergoeding, ook als die vergoeding hoger is dan het loon tot zijn pensioen/AOW. Werkgevers die dat onredelijk vinden geef ik mee dat niemand hen kan verplichten een werknemer te ontslaan. Na twee jaren arbeidsongeschiktheid is geen loon meer verschuldigd en dus kan er ook voor gekozen worden het dienstverband tot het pensioen “slapend” te laten voortbestaan. En bij ontslag per pensioendatum is geen transitievergoeding verschuldigd.

In voorkomende gevallen zijn de arbeidsrechtspecialisten van Dommerholt Advocaten graag bereid te adviseren over de voor u juiste keuze.