De omgevingswet

De nieuwe Omgevingswet komt er aan: er gaat wat veranderen binnen het ruimtelijke bestuursrecht. Maar wat betekent dit concreet en waar moet je op letten?

In dit blog zal ik de Omgevingswet op hoofdlijnen beschrijven en met name de nieuwe instrumenten.

De Omgevingswet heeft grote impact op de manier van werken binnen overheidsland. Er moet een omslag in het denken gaan plaatsvinden en de belangen van de burgers moeten meer centraal komen te staan. Daarnaast wordt met de invoering van de Omgevingswet een Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) geïmplementeerd. Hiermee moeten aanvragen digitaal ingediend worden. Ook geeft dit systeem meer informatie over wat er op een bepaalde locatie planologisch gezien is toegestaan. Door deze impact is de invoering van de wet diverse keren uitgesteld. Op dit moment staat de invoering gepland op 1 januari 2024.

Omgevingswet; wanneer en doel?

Het doel van de Omgevingswet is om het omgevingsrecht eenvoudiger te maken. Zo worden de regels gebundeld en vereenvoudigd voor ruimtelijke projecten en komt er één digitaal loket.

De Omgevingswet gaat over de fysieke leefomgeving. Het gaat over de directe omgeving waarin wij wonen en alle elementen die daarbij betrokken zijn. Het gaat hierbij onder meer om wet- en regelgeving over bouwen, milieu, water, ruimtelijke ordening en natuur.

Door de Omgevingswet moeten de regels duidelijker worden en meer samenhang krijgen. Dat geldt ook voor de procedures die sneller en eenvoudiger moeten worden. Door deze harmonisatie en modernisering gaan we van 26 verschillende wetten naar één Omgevingswet, gaan we van 60 Algemene maatregelen van bestuur naar vier en van 75 ministeriële regelingen naar één omgevingsregeling. Een flinke aanpassing op wetgevingsgebied.

Nieuwe instrumenten

De Omgevingswet introduceert nieuwe instrumenten. Het bekende bestemmingsplan komt te vervallen. Op gemeentelijkniveau komen de volgende instrumenten beschikbaar;

1. De gemeentelijke omgevingsvisie;
2. Het programma;
3. Het gemeentelijke omgevingsplan;
4. Algemene rijksregels voor activiteiten in de fysieke leefomgeving;
5. De omgevingsvergunning;
6. Het projectbesluit.

1. De gemeentelijke omgevingsvisie
Een enkele term zal je niet vreemd in de oren klinken. Met name de omgevingsvergunning en het projectbesluit kennen we op dit moment ook al. De omgevingsvisie is echter nieuw. Dit is een integraal strategisch plan waarin aangegeven wordt welke keuzes er worden gemaakt over de weerslag van maatschappelijke opgaven in de fysieke leeromgeving. Het is de visie van de gemeente en heeft voor haar een bindend karakter. Het is grotendeels vormvrij en vervangt feitelijk de huidige structuurvisie van de gemeente.

2. Het programma
In een programma formuleert de gemeente maatregelen die leiden tot een bepaalde gewenste kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Dat kunnen beleidsregels zijn, maar ook subsidiemaatregelen. Een programma kan gemeente breed zijn, maar ook gebiedsgericht.

3. Het gemeentelijke omgevingsplan
Het omgevingsplan bevat alle regels over de fysieke leefomgeving die de gemeente stelt binnen haar grondgebied. Per gemeente is er één omgevingsplan. Het plan geeft invulling aan de maatschappelijke opgaven uit de omgevingsvisie. Het omgevingsplan is de opvolger van het bestemmingsplan.

Het plan regelt een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Dus aan een bepaald gebied wordt een woonbestemming toegekend. Daarnaast kunnen er algemene regels worden gesteld. Als je een activiteit uitoefent moet je je aan deze regels houden. De gemeente kan ook een vergunningplicht in het leven roepen, voor zover dit niet is geregeld in hogere regelgeving.

4. Algemene rijksregels voor activiteiten in de fysieke leefomgeving
Landelijk wordt via de hierboven genoemde besluiten (AmvB) algemene regels en verplichtingen opgenomen. In een volgend blog kom ik daar nader op terug.

5. De omgevingsvergunning
Hoewel het uitgangspunt van de Omgevingswet is om zoveel mogelijk activiteiten mogelijk te maken door middel van algemene regels (als je aan die regels voldoet heb je geen vergunning nodig), is het in sommige gevallen toch noodzakelijk een melding te doen dan wel een vergunning aan te vragen. De omgevingsvergunning geldt voor iedereen die de activiteit uitvoert waarvoor de vergunning is bedoeld. De toestemming is dus niet persoonsgebonden.

Als in het omgevingsplan een binnenplanse omgevingsactiviteit is opgenomen dan heb je voor die activiteit een vergunning nodig. De gemeente is hier vrij in, maar die vrijheid is niet onbeperkt. Als een activiteit in het Besluit bouwwerken leefomgeving bepaalt dat een activiteit vergunningsvrij is voor wat betreft het onderdeel bouwen, mag de gemeente geen aanvullende regels stellen.

6. Het projectbesluit
Het projectbesluit in één van de instrumenten waarmee een bepaalde activiteit mogelijk wordt gemaakt. Omdat met het projectbesluit veel gerealiseerd kan worden en er onderscheid is tussen de vrijwillige en verplichte projectbesluit, zal ik daar in een afzonderlijk blog aandacht aan besteden.

Wijzigingen gemeente/burgers

Voor de gemeente verandert er veel. Zij moet de (interne) processen anders vormgeven en meer proactief met beleid bezig zijn. De betrokkenheid van burgers is een belangrijk element dat niet zonder meer vergeten mag worden. Deze verplichte participatie geldt ook weer voor de burger zelf. Ook de burger is verplicht om in een vergunningentraject met zijn of haar omwonenden te overleggen. Het is echter geen weigeringsgrond voor een vergunning wanneer dit achterwege blijft.

De Omgevingswet brengt de nodige veranderingen met zich mee. Onmogelijk kunnen we dat in één blog bespreken. Ik zal daarom de komende tijd aanvullende informatie verstrekken over meer specifieke onderdelen van de Omgevingswet en haar instrumenten. Denk hierbij aan meer informatie over specifieke deelonderwerpen, waaronder de 4 Amvb’s (het omgevingsbesluit, Besluit Kwaliteit leefomgeving, Besluit activiteiten leefomgeving en het Besluit Bouwwerken leefomgeving).