Afwenteling ondernemersrisico

In ons rechtssysteem kunnen samenwerkingsverbanden worden ondergebracht in een rechtsvorm met rechtspersoonlijkheid. Zo kan bijvoorbeeld een onderneming worden ondergebracht in een besloten vennootschap. Rechtspersonen kunnen als zelfstandig drager van rechten en plichten aan het rechtsverkeer deelnemen. In dat opzicht zijn ze gelijkgesteld aan een natuurlijk persoon. Het is een van de belangrijkste juridische ficties in ons recht, die een rem op ondernemerschap heeft weggenomen. In principe is er geen (persoonlijke) aansprakelijkheid van degenen die deel uitmaken van de organisatie die als rechtspersoon opereert. Daarmee levert de constructie een moeilijk te overschatten bijdrage aan de economie.

Als uitgangspunt geldt dat schuldeisers slechts verhaal kunnen zoeken op het vermogen van de rechtspersoon waarmee zij zaken hebben gedaan. Deze exclusieve aansprakelijkheid heeft ook zijn keerzijde. Misbruik kan tot benadeling van crediteuren leiden, met name bij insolvabiliteit van de rechtspersoon. Om die reden heeft de wetgever tal van regelingen gemaakt om te voorkomen dat in geval van misbruik van rechtspersoonlijkheid de bestuurders aan aansprakelijkheid ontkomen.

Voor de mogelijkheid om die aansprakelijkheid te ontlopen door ook weer een rechtspersoon bestuurder van een andere rechtspersoon te laten zijn - een mogelijkheid die het Nederlandse recht biedt - heeft de wetgever een stokje gestoken in artikel 2:11 BW: “De aansprakelijkheid van een rechtspersoon als bestuurder van een andere rechtspersoon rust tevens hoofdelijk op ieder die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon daarvan bestuurder is.”

Over de reikwijdte van deze wetsbepaling heerste lange tijd onduidelijkheid. Niet duidelijk was of deze bepaling ook gold voor aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad. In zijn arrest van 17 februari 2017 heeft de Hoge Raad echter uitgemaakt dat artikel 2:11 BW van toepassing is in alle gevallen waarin een rechtspersoon in zijn hoedanigheid van bestuurder aansprakelijk is op grond van de wet, derhalve ook in geval van aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad. De Hoge Raad heeft daarbij tevens aangegeven dat een tweedegraadsbestuurder die op grond van artikel 2:11 BW aansprakelijk is zich kan disculperen onafhankelijk van de eerstegraadsbestuurder.