Advies bedrijfsarts wordt toch niet leidend bij RIV-toets

Op 30 mei heeft minister Van Gennip (SWZ) het wetsvoorstel ingetrokken waarmee geregeld zou worden dat het advies van een bedrijfsarts over de belastbaarheid van de werknemer leidend wordt bij de toets op de re-integratie inspanningen (RIV-toets).

De minister geeft in haar Kamerbrief hierover aan dat zij het knelpunt van de onzekerheid van werkgevers met loonsancties, gerelateerd aan het medisch advies van de bedrijfsarts, wil aanpakken. Maar dat wil ze pas doen na ontvangst van het advies van de onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheids-stelsel (OCTAS). Dat advies wordt verwacht in het eerste kwartaal van 2024.

In dit blog ga ik in op de gevolgen van de intrekking van dit wetsvoorstel.

Terugblik

Als een werknemer langdurig arbeidsongeschikt is en voorafgaand aan het eind van de wachttijd een WIA-uitkering aanvraagt, toetst het UWV eerst of er voldoende is gedaan aan re-integratie, de zogenaamde RIV-toets. Daarbij speelt ook een belangrijke rol met welke beperkingen rekening is gehouden bij de re-integratie. Daarvoor zal een werkgever in de eerste 104 weken van ziekte altijd afgaan op de adviezen hierover van zijn bedrijfsarts.

Wat we nog wel eens zien, is dat de verzekeringsarts van het UWV bij de RIV-toets tot een ander oordeel komt over de belastbaarheid van de werknemer. Vaak acht de verzekeringsarts de werknemer minder beperkt dan de bedrijfsarts steeds heeft gedaan. Het oordeel van de UWV-arts is in het huidige systeem leidend. Dit brengt met zich mee dat het UWV kan concluderen dat er bij de re-integratie kansen zijn gemist. In dat geval zal het UWV aan werkgever een loonsanctie opleggen, waardoor werkgever nog een jaar langer het loon moet doorbetalen. Ditzelfde geldt overigens ook als sprake is van een ex-werkgever die eigenrisicodrager (ERD) is voor de Ziektewet (ZW), als een werknemer ziek uit dienst is gegaan en vervolgens een ZW-uitkering toegekend krijgt. Het UWV kan dan een ZW-sanctie opleggen, waardoor de ex-werkgever nog een jaar langer de ZW-uitkering moet blijven betalen.

Aan een werkgever is dit niet goed uit te leggen. Want die mocht toch op de adviezen van zijn bedrijfsarts varen? Waarom wordt hij dan gestraft voor iets waar hij zelf niets aan kan doen?

Dit heeft ertoe geleid dat tijdens de vorige kabinetsprocedure de toenmalige minister van SZW, Wouter Koolmees, op 1 oktober 2020 een wetsvoorstel heeft ingediend om ervoor te zorgen dat bij de RIV-toets het oordeel van de bedrijfsarts leidend zou worden. Vervolgens is dit wetsvoorstel in 2021 on hold gezet, toen het kabinet demissionair werd.

De huidige minister SZW, Karien van Gennip, zette het wetsvoorstel afgelopen jaar weer op de agenda. Dit mede als onderdeel van het pakket maatregelen om de lange beoordelingstijd van
WIA-aanvragen aan te pakken (zie hierover mijn blog: Tijdelijke vereenvoudiging WIA-beoordeling 60-plussers en meer). Met het wetsvoorstel zouden immers de UWV-artsen een taak minder hebben dan nu het geval is. Beoogde ingangsdatum van de wet was per 1 juli 2023.

Dit is dus nu allemaal van de baan, omdat het wetsvoorstel is ingetrokken. Een teleurstelling voor vele werkgevers. De reden die voor de intrekking wordt gegeven, is ook niet goed te begrijpen. Waarom moet het advies van de onafhankelijke commissie OCTAS, die tot taak heeft om zich te buigen over een stelselwijziging van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, worden afgewacht om dit wetsvoorstel aan te nemen? Te meer nu dit advies niet eerder valt te verwachten dan in Q1 van 2024 en het wetsvoorstel juist weer op de agenda is gezet als een van de maatregelen om huidige knelpunten bij de WIA-beoordeling op te lossen.

Gevolgen voor werkgevers

Als gevolg van de intrekking van het wetsvoorstel blijven werkgevers dus in onzekerheid over de vraag of de adviezen van hun bedrijfsarts wel of niet de RIV-toets zullen doorstaan. Het aanvragen van een deskundigenoordeel bij het UWV is op dit moment ook een no-go. Het UWV antwoordt na aanvraag van een deskundigenoordeel steevast dat dit, gelet op de vele achterstanden, geen prioriteit heeft. Terwijl het UWV wél de wettelijke verplichting heeft om een deskundigenoordeel af te geven. Het is dus praktisch niet meer mogelijk om de adviezen van de bedrijfsarts te laten toetsen. Ik adviseer overigens om wel altijd een deskundigenoordeel aan te vragen als je twijfelt over de adviezen van de bedrijfsarts. Weigert het UWV vervolgens om zo’n deskundigenoordeel af te geven, laat het er dan niet bij zitten, maar stel het UWV in gebreke middels een aangetekende brief. En stel het UWV op voorhand aansprakelijk voor de eventuele schade als gevolg van de weigering een deskundigenoordeel af te geven.

Een klein lichtpuntje

Een klein lichtpuntje is dat in het afgelopen jaar een aantal bestuursrechters een nuancering heeft aangebracht op de strenge hoofdregel dat het opvolgen van een onjuist advies van een bedrijfsarts altijd voor rekening en risico van de werkgever komt. Deze nuancering bestaat eruit dat als de werkgever in redelijkheid niet aan de adviezen van de bedrijfsarts had behoeven te twijfelen, op het UWV de verplichting rust om te onderbouwen waarom werkgever wel redenen had tot twijfel hierover. Ontbreekt die onderbouwing of is die onvoldoende, dan kan dat een grond zijn om het loon- of ZW-sanctiebesluit met succes aan te vechten.

Vragen over dit onderwerp? Neem dan contact op met onze specialisten arbeidsrecht.