Afwikkeling van een faillissement

Hoe kan een faillissement eigenlijk (bij voorkeur op een vereenvoudigde wijze) afgewikkeld worden? Wanneer eindigt een faillissement? Een faillissement kan op verschillende manieren eindigen. Een van deze manieren is aan het begin van het faillissement mogelijk:

  1. Door vernietiging van het vonnis. Indien de gefailleerde bij de faillissementszitting aanwezig is geweest en het niet eens is met het uitgesproken faillissement, kan er gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak hoger beroep ingesteld worden bij het Gerechtshof. Indien de gefailleerde niet bij de faillissementszitting aanwezig is geweest en het niet eens is met het faillissement, dan kan er gedurende veertien dagen na de dag van de uitspraak verzet ingesteld worden bij de rechtbank die het faillissement heeft uitgesproken. Zowel voor het instellen van hoger beroep als verzet dient gefailleerde een advocaat in te schakelen. Indien het Gerechtshof of de rechtbank de gefailleerde in het gelijk stelt, wordt het oorspronkelijke faillissementsvonnis vernietigd en is er achteraf gezien nooit een faillissement geweest.

Nadat de curator zijn taken in het faillissement heeft vervuld (oorzakenonderzoek gedaan, spullen verkocht, vorderingen geïncasseerd, etc.) volgt de afwikkeling. Het op de boedelrekening vergaarde geld zal worden verdeeld onder de schuldeisers volgens een bij wet bepaalde rangregeling.

Vervolgens wordt het faillissement beëindigd. Onderstaand de manieren waarop dat, naast de al eerder genoemde wijze, kan:

  1. Het faillissement van een privé persoon kan worden omgezet naar de wettelijke schuldsanering (de WSNP). De gefailleerde moet hiervoor zelf - of begeleidt door een adviseur - een verzoek indienen. De gefailleerde heeft daar een positief advies van de curator bij nodig.
  2. Bij gebrek aan baten. Er is tijdens het faillissement geen of weinig geld op de boedelrekening verzameld. Slechts de boedelschulden kunnen gedeeltelijk of helemaal niet worden betaald. De curator vraagt de rechter-commissaris het faillissement bij de rechtbank voor te dragen voor opheffing bij gebrek aan baten. Is de gefailleerde een natuurlijk persoon, dan blijven de schulden staan en kunnen schuldeisers na afloop van het faillissement weer rechtstreeks hun vordering gaan incasseren. Voor een vennootschap geldt dat niet. De rechtspersoon houdt op te bestaan.
  3. Het bereiken van een crediteurenakkoord. Het akkoord ziet meestal op de betaling van een percentage van de concurrente schulden, waarna voor de overblijvende schuld “finale kwijting” wordt verkregen. Op de verificatievergadering die op de rechtbank wordt gehouden wordt bepaald wie wat te vorderen heeft. Na de vergadering wordt er gestemd over het akkoord. Wanneer kortweg meer dan de helft van het aantal schuldeisers die meer dan de helft van de schuldenlast vertegenwoordigen, voor stemt, wordt het akkoord in de regel aangenomen. Als het akkoord is aangenomen en de rechtbank het akkoord bekrachtigt (homologeert), zijn ook de overige schuldeisers gebonden aan het akkoord. Het is gebruikelijk dat de preferente schuldeisers genoegen nemen met een dubbel percentage. De boedelschuldeisers moeten in de regel volledig worden betaald. Indien tegen de homologatie geen beroep wordt ingesteld of het beroep wordt afgewezen, eindigt het faillissement door de homologatie van het akkoord.
  4. Soms kunnen de boedelschulden helemaal worden betaald en de preferente schuldeisers gedeeltelijk. Dit heet vereenvoudigde afwikkeling. Er wordt geen verificatievergadering gehouden, maar er wordt wel een uitdelingslijst gedeponeerd op de griffie van de rechtbank. Deze lijst is openbaar. Wanneer de lijst tien dagen ter inzage heeft gelegen en er geen bezwaar tegen is aangetekend, is het faillissement geëindigd door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst. De curator deelt volgens deze lijst uit en legt daarna rekening en verantwoording aan de rechter-commissaris af.
  5. Wanneer er zoveel geld is in het faillissement dat ook aan de concurrente schuldeisers (gedeeltelijk) kan worden uitbetaald, wordt er op de rechtbank een verificatievergadering gehouden om de vorderingen definitief vast te stellen. Daarna wordt de werkwijze zoals hierboven onder 4 aangegeven gevolgd, met dien verstande dat de uitdelingslijst ook ziet op concurrente vorderingen.

Verreweg de meeste faillissementen (ca. 96%) eindigt zonder dat er een betaling aan de concurrente (‘gewone’) schuldeisers kan plaatsvinden.