Coronavirus | De bevoegdheden van de overheid in tijden van (corona)crisis

De situatie blijft zich van uur tot uur ontwikkelen. Maatregelen worden afgekondigd, aangescherpt of volledig vervangen. Ook de wereld van het bestuursrecht staat heel eventjes stil. Althans, op het eerste gezicht. Niets is echter minder waar.

Veel corona-maatregelen zijn bestuursrechtelijk van aard en wij krijgen veel vragen over deze onderwerpen:

  • Waar komen de bevoegdheden van de overheid in deze tijden van crisis vandaan?
  • Op grond van welke wet kan en mag onze overheid maatregelen nemen?

Deze bevoegdheden ontleent de overheid aan een aantal wetten waarvan de meesten mensen (gelukkig) het bestaan tot voor kort nog niet kenden:

  1. Coördinatiewet uitzonderingstoestanden

In deze wet is bepaald dat ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken, de beperkte noodtoestand of de algemene noodtoestand kan worden afgekondigd. Het moet gaan om situaties waarin ‘vitale belangen’ worden bedreigd.

De Coördinatiewet uitzonderingstoestanden kent twee soorten noodtoestanden:

  • De beperkte noodtoestand roept bevoegdheden van lijst A behorend bij de deze wet in het leven.
  • De algemene noodtoestand activeert de bevoegdheden op lijst B.

De lijsten overlappen elkaar grotendeels, maar in de algemene noodtoestand zijn sommige bevoegdheden net ietwat uitgebreider. Zo kan onze Minister-President in de algemene noodtoestand, na overleg met Minister van OCW, regels stellen ten aanzien van de inhoud van radio- en televisieprogramma’s en het toezicht daarop. In de beperkte noodtoestand kan dat niet.

Overige voorbeelden die zowel op beide lijsten voorkomen zijn: instellen dienstplicht, in omloop brengen noodgeld, onderwaterzetting van delen land, verplaatsing bevolking, sluiten van havens, opeisen/invorderen van luchtvaartuigen, de Hamsterwet ter voorkoming van hamstergedrag etc.

  1. Wet op de veiligheidsregio’s

De hiervoor genoemde lijsten activeren tevens bevoegdheden als bedoeld in de Wet op de veiligheidsrisico’s (artikel 53 en 54). Deze artikelen kunnen echter bij koninklijk besluit, op voordracht van de Minister-president, ook los van de noodtoestand in werking worden gesteld.

Op grond van artikel 53 kan de commissaris van de Koning aan de burgemeesters in de provincie in een concreet geval de nodige aanwijzingen geven inzake de rampenbestrijding. De Minister van V&J kan die opdracht zelf ook geven aan de commissaris van de Koning. Deze bevoegdheden zijn echter regionaal/provinciaal van aard, terwijl een aantal dagen geleden landelijke verboden werden afgekondigd: het verbod op grote bijeenkomsten (100+ mensen) en het sluiten van alle horeca.

Dergelijke algehele landelijke verboden worden naar verwachting genomen op grond van artikel 54 van deze wet . Op grond van dat artikel kan de Minister van V&J, indien het algemeen belang zulks dringend eist, bevoegdheden van de commissaris van de Koning en van de burgemeester op grond van deze wet geheel of ten dele aan zich trekken dan wel een andere autoriteit daarmee geheel of ten dele belasten. De Rijksoverheid krijgt in dat soort gevallen bevoegdheden die normaal gesproken bij andere bestuursorganen liggen, zoals het verbieden van evenementen. Dat lijkt in Nederland inmiddels te zijn gebeurd. Dit in combinatie met artikel 7 van de Wet publieke gezondheid en artikel 39 van de Wet op de veiligheidsregio’s.

Uiteraard ontstaat praktisch gezien ook een landelijk verbod wanneer alle decentrale bevoegde bestuursorganen dezelfde aanwijzingen geven en/of maatregelen treffen. Dan gelden tenslotte voor heel Nederland ook dezelfde regels.

  1. Wet Publieke Gezondheid

Deze wet is opgesteld om een ziekte te bestrijden vanuit het oogpunt van de volksgezondheid, terwijl de hierboven genoemde wetten zich meer richten op het handhaven van de openbare orde. Voor de huidige maatregelen is een combinatie van beide wetten inmiddels gebruikt.

In de Wet Publieke Gezondheid is het coronavirus aangewezen als een categorie-A ziekte. Op grond van deze wet worden er aan verschillende bestuursorganen bevoegdheden toegekend. De Minister van VWS is in algemene zin ‘in charge’. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd preventieve maatregelen te nemen en contactonderzoek uit te voeren. De meeste bevoegdheden op grond van de Wet Publieke Gezondheid gaan echter, in geval van een categorie A-ziekte, naar de voorzitter van de Veiligheidsregio.

De voorzitter van de Veiligheidsregio krijgt, na advies ingewonnen te hebben bij de GGD, verregaande bevoegdheden. Zo kan hij iemand die lijdt aan een groep-A ziekte direct in isolatie of quarantaine laten plaatsen Hij kan ook gebouwen laten ontsmetten of het reizen per vliegtuig of boot sterk aan banden leggen. De ambtenaren van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd (IGJ) zijn in beginsel belast met het handhaven van de regels uit deze wet.

Wanneer we als voorbeeld de noodverordening van Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland bekijken (deze Veiligheidsregio heeft op 16 maart 2020 een verbod gelegd op alle evenementen van meer dan 100 personen voor deze regio), constateren we dat de voorzitter van deze Veiligheidsregio op grond van artikel 7 van de Wet Publieke Gezondheid (en met inachtneming van artikel 39 en 54 van de Wet op de veiligheidsregio’s) opdracht heeft gekregen van de Minister om maatregelen te treffen als bedoeld in de Wet Publieke Gezondheid en de Wet op de veiligheidsregio’s ter bestrijding van het coronavirus.

De overheid handelt goed
De overheid heeft veel ingrijpende bevoegdheden in tijden van crisis. In onze beleving is de coronacrisis een situatie waarin dit noodzakelijk is. Bevoegdheden die normaal niet bestaan kunnen (gelukkig) in het leven worden geroepen in dergelijke tijden van crisis.

Het is juridisch gezien enigszins passen en meten om exact te bepalen op grond van welke wettelijke regeling een bevoegdheid ontstaat of in het leven geroepen kan worden. Het is immers niet altijd even overzichtelijk voor welk grondgebied een bepaalde bevoegdheid geldt en wat de bevoegdheidsverdeling is tussen de verschillende bestuursorganen.

Wanneer er echt sprake is van een noodsituatie gaat de maatregel en het beoogde resultaat daarvan logischerwijs vaak voor op de juridisch sluitende borging/onderbouwing van die regel. De bevoegdheden die tot op heden worden aangewend lijken echter juridisch gezien ook goed te zijn geborgd door het Ministerie en de overige bestuursorganen.

De ambtenaren die daar in deze tijd dag en nacht keihard aan werken verdienen daar waardering voor. Laat die waardering bij deze door ons nogmaals worden uitgesproken!