Terugbetaling van geïnvesteerde Bitcoin en andere cryptovaluta: kan en mag dat?

Tegenwoordig wordt er steeds meer belegd in en via de blockchain en cryptovaluta. Voorbeelden daarvan zijn Bitcoin en Ethereum. Verder zijn er inmiddels vele altcoins waar beleggers zich op hebben gestort met wisselend succes. In sommige gevallen worden tussenpersonen ingeschakeld of worden bij de aanvang van Blockchain-projecten de welbekende ‘gouden bergen’ beloofd, terwijl sommige projecten achteraf gebakken lucht blijken te zijn.

Omdat er steeds meer gehandeld wordt via de Blockchain, komt er ook steeds meer rechtspraak waarin cryptovaluta een centrale rol spelen. Zo ging het in een recente kwestie bij de Rechtbank Amsterdam over een crypto-investering in een start-up.

De kwestie

Een ondernemer zou een start-up beginnen: een online informatiedashboard voor de handel in cryptovaluta, waar klanten dan voor $50,00 per maand gebruik van konden maken. De investeerder heeft in dat kader met de ondernemer een overeenkomst gesloten met daarin bedragen van 25.000,00 respectievelijk 100.000,00 in de cryptovaluta Thether (USDT). De investeerder zou 3% van de aandelen krijgen. Op een later moment zijn ze een tweede overeenkomst aangegaan en heeft de investeerder $125.000,00 aan Bitcoin (BTC) betaald, waarbij hij dan wederom 3% van de aandelen zou verkrijgen. Uiteindelijk heeft de ondernemer nieuwe bv’s opgericht en heeft hij in de aandeelhoudersovereenkomst opgenomen dat de investeerder 6% van de aandelen in een bv houdt. Later heeft de ondernemer nog aan de investeerder gevraagd om 6.500.000 in Kardiachain (KAI) te voldoen en dat heeft hij gedaan.

De investeerder vraagt op enig moment terugbetaling van alle verschafte cryptovaluta, maar de ondernemer voldoet niet aan deze sommatie waarop de investeerder een procedure start.

De conclusie van de rechtbank

De rechtbank concludeert dat het niet is gebleken dat de ondernemer de investeringen daadwerkelijk (ten volle) heeft gebruikt om het platform op te richten. De ondernemer heeft het platform niet gelanceerd en het is onvoldoende duidelijk geworden waarom dit niet is gebeurd. Hij was gestart met de bouw van het platform, maar had vervolgens ontwikkelaars laten werken aan andere projecten van hem. Het is ook niet gebleken dat de investeringen van de investeerder zijn ingebracht in of overgedragen aan de nieuwe bv’s. De rechtbank concludeert dan ook dat de ondernemer onrechtmatig heeft gehandeld richting de investeerder door hem te misleiden over de investeringen in zijn start-up. De ondernemer moet dan ook de schade van de investeerder betalen.

Maar wat moet de ondernemer dan aan de investeerder betalen?

De rechtbank concludeert dat de schade gelijk is aan de bedragen die de investeerder had ingelegd. Maar daarbij ziet de rechtbank geen aanleiding om over te gaan tot een veroordeling tot schadevergoeding anders dan geld (zoals BTC of USDT). De rechtbank stelt de schade vast op 125.000 USDT en 13,56631043 BTC,dat is in totaal $250.000,00. Over de 6.500.000 KAI oordeelt de rechtbank dat het hier niet gaat om schadevergoeding, maar om de verplichting tot nakoming van de terugbetalingsverbintenis uit hoofde van een leningsovereenkomst. De ondernemer moet dus wel 6.500.000 KAI aan de investeerder terugbetalen.

Het vonnis laat zien dat procederen over cryptovaluta de moeite waard kan zijn. Het is belangrijk om daarbij rekening te houden met internationale aspecten, maar dat staat niet in de weg aan het voeren van een procedure over cryptovaluta bij de Nederlandse rechter. Een interessant discussiepunt dat hier niet direct aan de orde was, is de volatiliteit van BTC en andere cryptovaluta. Als gevolg van de soms heftige koerswisselingen bij cryptovaluta, kan de waarde van 1 BTC op het moment van ‘terugbetalen’ wel eens heel anders zijn dat het moment van eerste moment van ‘lenen’.

Heb je een juridisch vraagstuk over blockchain of cryptovaluta en wil je daarover graag sparren? Neem gerust contact met ons op.